Aan het Nicaraguaanse strand

Soms sta ik onder de douche en schiet er een mooie herinnering in mijn hoofd. En soms heb ik vervolgens de drang om die herinnering op te schrijven. Het was begin dit jaar, aan het strand, niet ver van León, Nicaragua. De golven waren hoog en bruisend — je moest uitkijken, want de onderstroom was […]

Soms sta ik onder de douche en schiet er een mooie herinnering in mijn hoofd. En soms heb ik vervolgens de drang om die herinnering op te schrijven.

Het was begin dit jaar, aan het strand, niet ver van León, Nicaragua. De golven waren hoog en bruisend — je moest uitkijken, want de onderstroom was sterk, zei men, er verdronken constant zwemmers. Er ging maar een paar keer per dag een bus over het landweggetje dat je moest afleggen om er te komen. Onze vrienden arriveerden per taxi, ze betaalden minder omdat het meisje van het stel zo’n mooie lach had.

Het was een strandtent waar die dag verder alleen wat Duitsers hadden gezeten, waar ik een vis had gegeten die me aanstaarde vanaf het bord. Ik kreeg er lekker zoete bakbananen bij.

*

De herinnering die onder de douche in mijn hoofd schoot, ging over het drinken. Ze hadden natuurlijk bier, iets met een stier, als ik me niet vergis, maar ik wilde fris. Dat ging als volgt:

“Sprite?”

“No, no. No Sprite.” De bediende krabbelde wat op een bierviltje, bij wijze van notitieblok.

“Hmm. Lemonade? Anything.”

“No. No lemonade.”

“So what do you have?” Iemand sprong in voor de Spaanse versie van mijn vraag.

Een brede glimlach. “Coca Cola.”

*

Daarna moest ik denken aan hoe ik zaterdag zei dat zo’n verre reis waarbij je de hele tijd met je tas zeult, in vieze bussen reist en anderszins improviseert, na afloop veel leuker is dan terwijl je er mee bezig bent.