Een nieuwe dreiging

Op de Amsterdamsestraatweg zijn een boel stoplichten waarvoor je als fietser feitelijk nooit stopt. Maar vanochtend was het anders: twee politieagenten te fiets stonden netjes achter de streep te wachten — en dus wachtten de andere tweewielers met hen. Je zag de mensen elkaar een beetje ongemakkelijk aankijken, zo van: we weten het, schijnheilig, maar […]

Op de Amsterdamsestraatweg zijn een boel stoplichten waarvoor je als fietser feitelijk nooit stopt. Maar vanochtend was het anders: twee politieagenten te fiets stonden netjes achter de streep te wachten — en dus wachtten de andere tweewielers met hen. Je zag de mensen elkaar een beetje ongemakkelijk aankijken, zo van: we weten het, schijnheilig, maar wat kunnen we doen?

Toen was daar ineens het moment suprème: een heer op leeftijd in kaki zomerbroek fietste nonchalant, met een boogje, om het roedel wachtenden heen, recht door het rode licht — overigens bij een kruispunt waar nóóit auto’s uit de zijstraat komen. Iedereen hield zijn adem in. De politieagenten te fiets verroerden geen kik.

Tot het stoplicht op groen sprong. In een flits haalden ze de heer in en spraken ze hem streng toe. De andere mensen en ik passeerden het tafereeltje met een tevreden glimlach. Het ongemakkelijke gevoel was lang en breed vervlogen.

(Er is meer. Ik bespeur een patroon. In de bus, naar Schiphol-Rijk, zei een meisje tegen haar vriendin: “Ze verwachten dat wij beleefd zijn tegen hen, maar zelf houden ze volstrekt geen rekening met anderen.” En toen ik net uit het station kwam, wierp een oude dame haar lelijkste grimas in mijn richting. Wat staat ons verder nog te wachten?)