Slecht weer

“Mevrouw, heeft u net tien euro gepakt?”

Ik ben geen mensenkenner. Bij het inschatten van mensen op straat denk ik heel erg zwart-wit. Ik vind mensen meestal aardig en anders vind ik ze dom. De jongen die de bovenstaande kreet slaakte, vanaf het perron naar een meisje in de tunnel onder het station, kreeg van mij direct het predicaat ‘dom’.

“Ik heb geen tien euro gepakt”, zei het meisje.

Domme mensen kunnen ook erg gevaarlijk zijn. Ik fronste mijn wenkbrauwen.

Ook ik liep vanavond die tunnel in, een beetje eng zo ’s avonds. En met mijn iBook in mijn rugzak is zo’n tunnel nog een tikje enger. Ik had de domme jongen in de trein horen telefoneren. “Buiten was het vandaag goed weer”, zei hij tegen zijn mobiel, “maar persoonlijk ben ik in slecht weer beland. Ik vertel het je later wel.” Hij was met twee vrienden. Ook dom. Zonder twijfel. Hadden ze me zien zitten met m’n iBook op m’n schoot?

De jongen rende door de tunnel achter het meisje aan en ging naast haar lopen. De twee vrienden van de domme jongen liepen rustig de tunnel in.

“Er lag op dat tafeltje een briefje van tien euro”, zei de jongen. “Jij hebt het gepakt.” Het meisje ontkende. “Ik heb dat briefje van tien euro neergelegd en toen was het weg. Je hebt het gepakt”, zei hij. Het meisje: “Ik gooide iets in het prullenbakje, maar ik heb geen geld gezien. Echt niet, echt niet!”

De jongen doorzocht demonstratief zijn broekzakken. “Ik heb het briefje van tien euro niet meer. Jij hebt het gepakt.”

Op het perron krioelde het nog van de reizigers, maar een paar tunnelvertakkingen verder was ik alleen met het meisje en de domme jongens. De jongen liep nog steeds naast het meisje en er was een vreemde discussie ontstaan. Het meisje met huilstem en bijna in tranen, de jongen steeds agressiever. De tunnel leek oneindig. De jongen ging steeds langzamer lopen. Ik liep vlak achter hem, ik had besloten hem niet in te halen. Wellicht zijn domme mensen minder gevaarlijk als ze in de gaten worden gehouden door omstanders, zoiets dacht ik. Af en toe keek het meisje paniekerig om. Als ik daar bleef lopen, wist ze in ieder geval dat ze niet helemaal alleen was.

Maar de vrienden kwamen steeds dichterbij. Dichter bij mij en mijn iBook. En één jankmeisje en één slome sukkel beginnen nog altijd niets tegen drie domme, gevaarlijke jongens.

Ineens was de tunnel afgelopen. Het meisje versnelde haar pas en sloeg linksaf. Ze liep de trap omhoog. Ik ging rechtsaf, net als de domme jongens. Het meisje keek nog even om, de angst in haar ogen. Ze keek naar mij. Ze dacht dat ik ook bij de domme jongens hoorde.

Op straatniveau was het een drukte van jewelste.