Twee keer vissen

Ik liep gisteren over de Oudegracht, ik had brood gekocht in de supermarkt. In de verte zag ik een jongetje van een jaar of elf op een kinderfietsje, met een hengel op zijn stuur.

Ik heb in mijn leven twee keer gevist. De eerste keer was een jaar of vijftien geleden. Robbie en ik gebruikten twee hengels uit de collectie van zijn vader. Heel opvallend: ik had iedere keer direct beet. Ik wierp mijn lijn uit, en hup, de dobber verdween onder water. Snel haalde ik de vis binnen. Robbie moest het spartelende beestje van mijn haak halen, zelf durfde ik het niet. Vis in de emmer, lijntje uitwerpen, en wéér beet. Zo ging het door tot de emmer zwart zag van de visjes. Robbie kreeg niet één keer de kans om zelf zijn geluk op de proef te stellen.

De tweede keer vissen was met Patrick. Dit keer hadden we maar één hengel, en we hadden ook minder vaak beet. Tot een Marokkaans jongetje van een jaar of vijf kwam kijken wat we aan het doen waren. Patrick gaf een zwieper aan zijn hengel en toen zat het haakje ineens vast in de wang van het jongetje. Hij begon te krijsen en hield daar niet mee op tot Patrick zijn moeder had gehaald om het haakje te verwijderen. Zelf durfden we het niet.

In een brede boog liep ik langs het ventje op de Oudegracht. Zijn haakje bungelde dreigend aan het uiteinde van de vislijn.