Geweldig, verschrikkelijk en heel erg leerzaam

10 lessen uit de Verdwijners-leestest

Waarom worden films en games uitvoerig getest, en romans nooit? Ongeveer een jaar geleden, toen mijn near-future ideeënthriller De verdwijners bijna in de boekhandels lag, stelde ik mezelf die vraag. Ik zette een test op en schreef erover in nrc.next en NRC Handelsblad, in dit artikel: Dan test ik het zelf wel.

De verdwijners

Via de krant – en via Bright, dat het verhaal oppikte – meldden zich toen honderden aspiranttesters bij mijn uitgeverij. 80 van hen kregen een boek; 62 hebben het binnen een maand gelezen en een online enquête ingevuld, onder andere geïnspireerd op wat filmmakers aan hun testpubliek vragen: wat zou je schrappen, waar wil je meer van zien, wat is te snel of te traag, wat is onduidelijk?

Mijn leestest was, kort gezegd, geweldig en verschrikkelijk tegelijk. Niet voor niets heb ik er een jaar over gedaan om de resultaten met de wereld te delen. Al was ik, heus waar, ook gewoon druk met andere dingen.

Boven alles was de test leerzaam, heel leerzaam. Daarom presenteer ik mijn bevindingen hier in de vorm van tien lessen die ik eruit heb getrokken.

Voor wie diep wil gaan heb ik alle reacties openbaar gemaakt in een Google-spreadsheet. De enquête was anoniem, antwoorden zijn niet te herleiden tot specifieke lezers. Bedenk wel dat je het boek gelezen moet hebben om hier chocola van te kunnen maken… en dat er spoilers op de loer liggen.

(Gelukkig is De verdwijners nog steeds te koop, bijvoorbeeld via Bol.com, als paperback of ebook. Het ebook staat ook in iBooks. En ja, je kunt nog steeds meedoen aan het onderzoek; nieuwe bijdrages zal ik met interesse tot me nemen.)

1. Ik had dit eerder moeten doen

Toen ik met de test begon, wist ik niet precies wat ik ermee wilde bereiken. Ik had het gevoel dat er iets interessants in zat, maar wat precies? Zodra de reacties binnendruppelden, was het duidelijk waar die zich voor leenden: ik moest het boek ermee herschrijven. Achteraf bezien is dat niet zo gek. Ik had mijn testers immers niet gevraagd een leesverslag of recensie te maken; ik had ze testscreeningvragen van filmmakers gesteld, die hun rough cut er final mee willen maken.

Ik zag het al helemaal voor me: een herdruk met een sticker: “Nu 13,2 procent beter!” Er was alleen één probleem. Uitgeverijen zijn geen liefdadigheidsinstellingen; met een onbekende auteur en een nog amper opgemerkt boek stond niemand te popelen om de drukpersen nog eens aan te zwengelen.

Gelukkig vormen je gedachten zich naar de realiteit. Ik zag al gauw in dat mijn test me weliswaar verbeterpunten had opgeleverd, maar dat De verdwijners in grote lijnen in orde was. 84 procent van de testlezers vond het goed! (Zie punt 2.) In tegenstelling tot Arjen Lubach, die een nieuw einde schreef voor IV, had ik geen behoefte aan radicale wijzigingen.

Conclusie: ik had dit eerder moeten doen, toen het boek nog niet zwart op wit gedrukt stond, en de tekst nog kneedbaar was. Voor mijn volgende roman ben ik dat dan ook van plan. Ik denk er zelfs aan om dat boek in delen digitaal uit te brengen, feedback te verzamelen, en dan pas met een papieren versie te komen.

2. Een leestest is ook nuttig als tevredenheidsonderzoek

Hoewel ik mijn best doe om er niet te zwaar aan te tillen, en de zin van het schrijvende leven probeer te vinden in het werkproces, zit ik na de uitgave van een nieuw boek toch altijd te wachten op bevestiging van buitenaf. Zijn die jaren van ploeteren wel goed besteed? Is het inderdaad een meesterwerk geworden?

De verdwijners is aardig opgepikt op blogs en boekensites, maar in de kranten en opiniebladen viel het me tegen. Naast wat korte stukjes was er één lange bespreking, van Kees ’t Hart in De Groene Amsterdammer… en die was negatief.

Je zou er bijna van aan jezelf gaan twijfelen. Daarom was het prettig om – naast critici en bekenden, die alles wat ik maak doorgaans leuk en aardig vinden – een derde vorm van feedback te hebben, in de vorm van 62 ‘gewone’ lezers.

(De enquêtes zijn voor zover ik kan achterhalen vrijwel allemaal ingevuld door onbekenden, die via NRC en Bright op het onderzoek zijn gewezen. Vooraf aan het artikel had ik mensen in mijn omgeving al gevraagd om de test te testen, heel meta. Hun antwoorden zijn in de resultaten niet meegenomen.)

Goed boek

Wat blijkt, verreweg de meeste participanten vinden De verdwijners een goed boek: 38 procent zegt dat voluit, en nog eens 46 procent voorzichtig. Natuurlijk weegt een deskundige zoals Kees ’t Hart zwaarder dan een willekeurige leek, maar weegt ’t Hart ook zwaarder dan tientallen willekeurige leken?

Goed, mogelijk zijn de participanten bij voorbaat positiever omdat ze gratis een boek hebben gekregen en het begeleidende artikel sympathiek vinden. Tegelijk zal het wrevel oproepen als je een boek niet in je eigen tempo kan lezen. Om een lang verhaal kort te maken: ik neem mijn testlezers graag serieus.

Bij de vraag of ze het ook aan anderen zouden aanraden, worden ze iets kritischer: dan loopt ‘ja’ terug naar 36 procent en ‘soort van’ naar 33 procent. Toch kan ik het niet anders interpreteren dan dat verreweg de meeste testers De verdwijners met plezier hebben gelezen; best goed voor mijn zelfvertrouwen.

Bij het eerste punt schreef ik dat ik de volgende keer al tijdens het schrijfproces grote hoeveelheden feedback wil verzamelen, maar als tevredenheidsonderzoek na afloop was dit zeker ook nuttig. Eigenlijk zijn het twee afzonderlijke toepassingen van dezelfde techniek.

3. Ik moet de verleiding weerstaan

Voor de periode dat de leestest zou lopen, had ik me voorgenomen niet al naar de ingezonden reacties te kijken. Wat ik vervolgens toch deed; al snel zat ik er continu op te wachten. Mijn productiviteit was die maand diep triest.

En mijn reactie op de reacties was tegelijk fascinerend en verontrustend. Elke positieve entry ontving ik met een vluchtig “Oké, fijn, volgende!”, maar van elke negatieve was ik een dag van slag. Hoe ik het ook probeerde te relativeren, ik voelde de kritiek diep vanbinnen. Zo werkt het brein nu eenmaal: het slechte nieuws zet de toon. Door de regelmaat waarmee het nu binnenkwam, zag ik dat helderder dan ooit.

Hoe hier de volgende keer mee om te gaan? Ik vrees ik dat ik mijzelf hiertegen niet in bescherming kan nemen, en dat ik een derde – de uitgeverij? Een onwrikbare vriend? – moet vragen om de reacties voor mij in ontvangst te nemen en pas na afloop over te dragen. Dan kan ik meteen een schifting maken, en de feedback meer als één geheel benaderen.

4. Haters gonna hate

Die negatieve feedback kan ik trouwens maar beter helemaal terzijde leggen. En dat zeg ik niet uit hooghartigheid of boosheid, maar uit pragmatisme.

Wat opvalt aan de echt negatieve lezers is hoe slecht ze articuleren wat ze nou precies tegenstaat. Zoals degene die schreef:

Het grootste probleem is dat het boek iedere vorm van constructie mist. Het begrip oeverloosheid krijgt nieuwe dimensies. Personages maken geen noemenswaardige ontwikkeling door, er is geen sprake van werkelijk drama, er is geen plot en er is geen spanningsboog.

Als ik vervolgens kijk naar gematigd enthousiaste lezers die in detail verslag uitbrengen over de genoemde zaken, kan ik enkel concluderen dat deze lezer op een totaal andere golflengte zit. Hem of haar alsnog over de streep trekken lijkt onbegonnen werk.

Laat ik me dus vooral richten op de lezers die het boek in beginsel goed vinden, maar aanmerkingen hebben op de uitwerking. Hun oordeel kan ik misschien wél ombuigen van ‘hmm’ naar ‘hoera’… en hun groep is nog significant groter ook.

(Overigens: de bovenstaande reactie – en zo zijn er nog een paar – roept zoveel vragen op, dat ik graag met deze persoon in gesprek had willen treden. Misschien moet het onderzoek de volgende keer toch niet anoniem. Of zou ik dit soort oprechte inzendingen dan mislopen?

En nog een terzijde: ik wil niet impliceren dat de mensen die mijn boek niets vinden, het niets vinden om het niets vinden. Wat ik wel bedoel: verschillende mensen reageren nu eenmaal verschillend op De verdwijners; de haters haten het nu eenmaal. Daar ga ik bij punt 7 nog wat dieper op in.)

5. Vooral de seks zit dwars

Met stip de meest gehoorde kritiek op De verdwijners is een variatie op de volgende reactie:

Ik kan heel goed tegen ruige seks en ik vind dat je het heel goed hebt beschreven, maar ik zag bij god het nut er niet van in.

Je zou zeggen dat de Nederlander wel iets gewend is; tegelijk is de lezer die klaagt over seks in Nederlandse literatuur natuurlijk een groter cliché dan de seks zelf. Is hier überhaupt wel eens een serieus vergelijkend onderzoek naar gedaan? Volgens mij komt het hier helemaal niet vaker voor dan elders.

Veelzeggend (en hilarisch) vind ik de lezer die klaagde over “een vrouw die een joekelig grote dildo anaal inbrengt”; de omvang van het apparaat – het was trouwens een vibrator – wordt helemaal niet benoemd in de tekst.

O ja: ik bestrijd dat de extremiteiten in De verdwijners, seks én geweld, overbodig zouden zijn. Ze zijn juist uiterst functioneel en noodzakelijk. Maar echt!

6. Je moet de juiste vragen stellen

In mijn discussies over leestests met auteurs en redacteuren ging het, niet geheel verbazingwekkend, allereerst over auteurschap en redacteurschap. Moet een schrijver niet gewoon zijn of haar boek schrijven, met hulp van een deskundige redacteur? Ja, en ja, maar ik ben ervan overtuigd dat (bovenmatig geïnteresseerde) lezers daar nog iets aan kunnen toevoegen.

Vervolgens ging het vaak over de aard van de feedback. “Meelezers komen niet verder dan detailcommentaar,” hoorde ik meer dan eens. Inderdaad heb ik een flinke berg detailcommentaar ontvangen, maar de meeste participanten zoomden toch verder uit. Dat komt, denk ik, doordat ik de juiste vragen heb gesteld en mensen op de juiste manier heb laten antwoorden.

The medium is the message: als je je lezers in de kantlijn laat schrijven, komen ze met kantlijnopmerkingen. In plaats daarvan vroeg ik de testers bijvoorbeeld om voor elk van de 13 secties van mijn boek aan te geven hoe geboeid ze het hadden gelezen. Zo tekende zich een verloop van gemiddelde geboeidheid af; het diametraal tegenovergestelde van kantlijngeneuzel.

Geboeidheidscurve

De grootte van de bubbels geeft aan hoeveel mensen voor dat cijfer hebben gekozen; de roze lijn vertegenwoordigt het gemiddelde, al is de lijn subtiel uitgerekt om het verloop beter zichtbaar te maken. In werkelijkheid zitten alle gemiddeldes tussen de 3,3 en 3,9.

Fascinerend vind ik de dip van sectie 10. Het boek wordt duidelijker sterker naar het einde toe, maar hier gaat het nog even flink onderuit. Als ik De verdwijners zou herschrijven, ging ik hier nog even stevig mee aan de slag.

Begrijp me niet verkeerd. Het is verleidelijk om leestests te willen gebruiken om boeken te ‘optimaliseren’ en voor een zo breed mogelijk publiek geschikt te maken. Maar hoewel ik benieuwd ben wat dat zou opleveren (en hoe moeilijk en saai het zou zijn om te doen), is dat niet wat ik bedoel.

Schrijven is communiceren. Uiteindelijk laat dit soort user feedback zien of wat je bedacht hebt, inderdaad overkomt op lezers. Daarvoor moet je eerst weten wat je nu eigenlijk wilt zeggen; vervolgens kun je de feedback uitpluizen op terugkerende patronen en proberen de overdracht te verbeteren.

Ik denk bijvoorbeeld aan de mensen die schreven dat de spanning tegen het einde van De verdwijners meer uitgebuit had kunnen worden. Daar zit inderdaad wat in. Of de mensen die meer hadden willen zien van (de confrontatie tussen) Marthe, haar zus en haar vader. Dat vind ik heel interessant; zie ook punt 10.

Overigens kan het net zo goed dat je een suggestie overneemt als dat je een vervelend bevonden personage juist nog vervelender maakt, als het inderdaad de bedoeling is dat hij of zij vervelend is.

7. Je leert meer over je lezers dan over je boek

In één onderdeel van de test vroeg ik participanten om mijn boek te beoordelen op 14 aanduidingen. Ik heb de gemiddelde cijfers berekend en de aanduidingen daarop gerangschikt. Zo wordt duidelijk dat men mijn boek met name ‘origineel’, ‘goedgeschreven’, ‘spannend’ en ‘vernuftig’ vindt, en nauwelijks ‘politiek’, ‘emotioneel’, ‘leerzaam’ en ‘eng’.

Aanduidingen

Nog interessanter dan deze rangorde is dat maar weinig cijfers niet zijn gekozen. Niemand vindt De verdwijners ’totaal niet goedgeschreven’ (vleiend), en niemand vindt het ‘heel erg erotisch’ of ‘heel erg emotioneel’ (begrijpelijk). Maar verder is het all over the place.

Aanvankelijk vond ik dit verwarrend. Dus De verdwijners is tegelijk spannend als saai? Eng en totaal niet eng? Het fenomeen viel op z’n plek zodra ik het op mijn lezers betrok in plaats van op mijn boek. ‘Zoveel mensen, zoveel smaken’ is een cliché, maar voor mij ook een bevrijdend inzicht, waarmee ik voortaan nog compromislozer ten strijde kan trekken. Wat ik ook schrijf, er is altijd wel een groep die het goed vindt. Een kleine groep misschien, maar wel een die ik aan me kan binden. Zo werkt lezersfeedback autonoom auteurschap dus juist in de hand.

Nog even die aanduidingen. Kees ’t Hart, daar heb je hem weer, schreef in De Groene Amsterdammer dat hij niets van mijn boek begrepen heeft. In zijn poging er toch vat op te krijgen, sluit hij één aanduiding uit: “Van satire is hierbij geen sprake.” Terwijl uit mijn onderzoek blijkt dat een aanzienlijk deel van de testpersonen er wel degelijk satire in leest; een stijlfiguur dat ik er zeker ook in heb gelegd. Ik bedoel niet te zeggen dat ’t Hart nu is verslagen door ’t Hooft… maar boeiend is het zeker.

8. Mijn vooroordelen deugen niet

Demografie

Op de een of andere manier dacht ik dat mannen van in de dertig – met krullen en een baardje – mijn boek te gek zouden vinden, en de rest van de wereld het niet zou snappen.

Doordat ik mijn testlezers ook wat demografische vragen heb gesteld, weet ik nu dat daar niets van klopt. Ik heb geslacht, leeftijd en leesgedrag per maand afgezet tegen de ‘Vind je het een goed boek?’-vraag… en geen enkel patroon kunnen ontdekken.

Of ja, het patroon is dat mannen en vrouwen in alle leeftijdsgroepen mijn boek even goed of slecht vinden. Hoogstens valt te concluderen dat mannen en ‘weiniglezers’ gepolariseerder zijn in hun oordeel; zij vinden het vaker écht goed of écht slecht.

Verder moet de waardering dus afhangen van andere, moeilijker te definiëren factoren, zoals smaak, en wereldbeeld. Die filosofische discussie stellen we uit tot een zwoele zomeravond met kampvuur.

9. Het oordeel over de vrouwelijke hoofdpersonages is wél voorspelbaar

Personages

Mijn vooroordelen hielden dus geen stand… tot ik mijn testlezers vroeg naar de vier hoofdpersonages van De verdwijners. Toen ik het antwoord op deze vragen uitsplitste op geslacht, ontstond er wél een duidelijk (voorspelbaar en rolbevestigend) beeld.

Wat blijkt: mannen en vrouwen denken hetzelfde over de twee mannen in het boek, maar totaal anders over de twee vrouwen. Dakboer Randy komt bij zowel ‘favoriet’ als ‘minst favoriet’ weinig voor, terwijl programmeur Erhardt universeel gehaat is; hij is het minst favoriete personage bij beide seksen.

Hoe anders is dat bij de vrouwelijke personages. Mannen houden van seks- en geweldbeluste Lua, en hebben een hekel aan brave, depressieve Marthe. Bij vrouwen is het precies andersom: zij omarmen Marthe en kunnen Lua wel schieten. Goh.

10. Voor lezers gaat het om de personages en de verhaalwereld

In een tof interview met The Paris Review zegt Michel Houellebecq dit:

One precious thing about ordinary readers is that sometimes they develop feelings for the characters. This is something critics never discuss.

Ik heb dat ook gemerkt. In de literaire kritiek zijn het stijl en thematiek die de klok slaan, maar mijn onderzoek heeft me laten zien dat doorsnee lezers De verdwijners vooral vanuit de personages en de verhaalwereld benaderen. Ze willen meer over ze te weten komen, en meer met ze meemaken; bij punt 6 noemde ik al de wens om nog wat dieper in Marthes familie te duiken. Soms willen ze er gewoon nog wat langer blijven, zoals de lezers die meer van Randy’s dakavonturen hadden willen bijwonen.

Mooi is dat: dit was de eerste keer dat ik de hoofdfiguren, gebeurtenissen en omgevingen in een boek vrijwel volledig uit mijn duim heb gezogen, en nu blijkt dat ze voor veel lezers als het ware tot leven komen! Een meer bemoedigende conclusie kan ik me haast niet wensen. Stijl en thematiek blijven belangrijk, maar met deze kennis in het achterhoofd ga ik voor volgende projecten nog voortvarender met world building aan de slag.

Naar aanleiding van dit type feedback, toen het besef was ingedaald dat ik De verdwijners niet ging herschrijven, heb ik nog een tijdje rondgelopen met het idee voor extra verhalen over Marthe, Randy, Lua en Erhardt. Een soort ‘downloadable content’ die bepaalde lezersvragen zou beantwoorden en lezersbehoeftes zou bevredigen. Niet alleen geschikt voor bestaande lezers, maar juist ook als introductie in de verhaalwereld.

Helaas, ik werd al snel opgeslokt door nieuwe projecten: een iPad-novelle, Ninja Girl, en een nieuwe roman, Sexy Sadie. De verdwijners was alweer een stipje in de achteruitkijkspiegel geworden, en net als de 13,2 procent betere versie werd de downloadable content nooit meer dan een handvol notities. Maar de ideeën bewaar ik voor later.

De leestest en deze epische blogpost zijn mede tot stand gekomen dankzij het advies van Vincent Merjenberg, Inger Boxsem, Jerry Vermanen, Ianus Keller, Kars Alfrink, Joris Leker, Jeroen van der Heijden, Niels Bakker en Merlijn Kerkhof. Een ingekorte versie staat vandaag in nrc.next.