Zelda: The Wind Waker, deel één

Met dat nieuwe Nintendo-boekje in aantocht, heb ik weer eens een goede reden om een spel te spelen. Echt te spelen. Vandaag bij de post: de Amerikaanse versie van The Legend of Zelda: The Wind Waker, voor de GameCube. Ik moet er vier pagina’s over vol kalken en persoonlijk vind ik dat ik het spel dus minstens moet uitspelen. Daar komt bij dat Zelda de reeks is waar het voor mij allemaal mee begon en daarom is ieder deel toch iets bijzonders.

Zelda’s bestaan traditioneel uit twee componenten: de overkoepelende bovenwereld, die alles aan elkaar knoopt, en de verschillende onderwerelden; kerkers, een soort metapuzzels. Duik een kerker in, los ‘m op, win een nieuw voorwerp waarmee je nog meer mogelijkheden krijgt en word beloond met een extra hartje (waardoor het vanaf nu nóg langer duurt voordat je af bent). Symbolisch voor de groei van jou als speler en het spelfiguurtje als held, natuurlijk. In deze nieuwe, The Wind Waker, is de bovenwereld voor het eerst een zee, waarover je jezelf voortbeweegt in een pratende boot. Dit is tot nu toe mijn belangrijkste kritiek: met je magische staf stel je de windrichting in, je bepaalt de koers van je schuit en vervolgens zit je een paar minuten te wachten tot je op je bestemming arriveert. Saai, ondanks dat er meer te doen is dan zeilen alleen.

Maar verder ben ik eigenlijk aangenaam verrast. Ik was bang dat The Wind Waker vooral meer van hetzelfde zou bieden, maar er zitten ontzettend veel leuke vondsten in. Een greep uit het repertoir: gooi een waterkruik kapot op lava en er stolt een platform. Handig! Heel tof is de vernieuwde boemerang, die je nu op wel vijf doelen kunt vergrendelen, waarna ‘ie ze allemaal achter elkaar neerhaalt. Dit voelt zoals schietspellen í  la Rez of Panzer Dragoon. Er zijn speciale kruiken waarmee je kunt ‘warpen’ binnen kerkers; organische, levende platformen en nog veel meer. Ik heb nu twee eindbazen verslagen en dus twee kerkers uit en eigenlijk best wel zin om weer verder te spelen.

Dat ga ik dus ook lekker doen. Over de visuele stijl en de link met de Game Boy Advance (die ik net uitvoerig heb getest met breun) vertel ik je de volgende keer. In deel twee natuurlijk.