Zelda: The Wind Waker, deel vijf

Ik ben klaar! En ik moet zeggen dat het allerlaatste stukje toch weer een boel goedmaakt. In retrospect is de Triforce-zoektocht best te pruimen, bijna een spannende schattenjacht, al vind ik de laatste ‘kerker’ nog teleurstellender dan de vorige twee. Ook jammer: dat die lauwe draak op het laatst nergens meer te bekennen is, terwijl hij halverwege zo’n mooie cameo had. Heb je geen flauw idee waar ik het over heb? Lees dan mijn vorige stukjes in deze categorie.

Reactie van mijn vriendin: “Oh, is het een ní­euw spel? Ik dacht al, waarom ben je toch zo enthousiast over een spel dat je al een paar keer hebt gespeeld. Nou, dan ben ik ook blij voor je, dat je het hebt uitgespeeld.” Lief!

Opvallend: ‘The Legend of Zelda: The Wind Waker’ blijkt een wijze boodschap te bevatten; een moraal in het verhaal die me dat fijne professor Barabas-gevoel gaf (toen hij op het eind van het klassieke Suske & Wiske-album ‘De gezanten van Mars’ verkondigde dat de mensen elkander dienen te beminnen). De boodschap is dat je niet moet dwalen in je verleden. Er bestaat niet voor niets een toekomst. Dat in een game waarin de hoofdrolspeler een reïncarnatie is van de ‘Hero of Time’ uit het Nintendo 64-spel ‘The Legend of Zelda: Ocarina of Time’. Dat in een game die om de wind gaat; de wind die je in je hoofd voelt als het weer eens tijd is voor verandering. Als het weer eens tijd is om je op iets nieuws te storten.

Ik blijf nog heel eventjes bij The Wind Waker. Ik ga eens even kijken naar de ‘Second Quest’, die traditiegetrouw net een tikje anders is dan de eerste beurt. Bovendien heb ik nog niet alle hartjes en schatkaarten gevonden (aan de Nintendo Gallery ben ik wijselijk nog niet eens begonnen). Tenslotte wil ik voor mijn zes pagina’s Zelda in het nieuwe Nintendo-tijdschrift eigen schermafbeeldingen maken, zodat ik mijn verhaal ook via plaatjes kan overdragen. Dat ik nog even aan de Zelda ben, vind ik overigens helemaal niet erg.