10 Juni 2004

Op tv ligt een dikke halfnaakte Amerikaan tussen de stoelen op het ‘Jerry Springer’-podium. Hij wil zijn vriendin laten zien dat hij nog steeds van haar houdt. “We gaan op vakantie!”, riep ik vanmiddag voor de deur van de Treinreiswinkel. Ik stak mijn armen in de lucht en sprong een beetje. Dat voelde fijn. Flip […]

Op tv ligt een dikke halfnaakte Amerikaan tussen de stoelen op het ‘Jerry Springer’-podium. Hij wil zijn vriendin laten zien dat hij nog steeds van haar houdt.

“We gaan op vakantie!”, riep ik vanmiddag voor de deur van de Treinreiswinkel. Ik stak mijn armen in de lucht en sprong een beetje. Dat voelde fijn. Flip had de envelop met treinkaartjes naar Praag en Boedapest en terug naar Nederland in zijn hand.

Rond die tijd, of op een ander tijdstip, stemde mijn vader, in mijn opdracht. Ik had van alles overwogen en de beste man gisteravond via sms geïnstrueerd. Uiteindelijk werd het een stem gebaseerd op gut feeling in plaats van gezond verstand.

Later las ik dat Walter stopt met loggen, voor drie weken. Zijn boek moet deze maand af. Mijn eigen deadline, voor de herschreven versie van ‘Sneeuwdorp’, is 9 juli. Toch log ik gewoon verder.

Er is ook nog een andere klus. Een nieuwe, een grote, een leuke. Met resultaat in een stuk of vijf talen, in november.

Vanavond zag ik ’21 Grams’. Naomi Watts, Benicio Del Toro en Sean Penn waren verbluffend; de film was traag, lang en zwaar maar indrukwekkend.

Eerder at ik kaas- en chocoladefondue in ’t Oude Pothuys. We zaten aan de werf en het bleef continu spannend: ging het regenen of niet? Er dreef een dikke dode vis door de gracht, met zijn vin omhoog. Ik keek niet. Ik hou niet van dode vissen.

En zo verstreek 10 juni 2004.