De kleine piste
Bovenaan de kleine piste zit ik in de sneeuw. Niet op een berg, maar in een slurfvormig gebouw. Onder mij skiklasjes, obstakels die het parkoers bemoeilijken. Vooral kinderen: ze glijden over het witte poeder alsof het niets is. Zelf vind ik het vooral hoog. En steil. Hoe moet dit ook alweer? Ik gesp mijn speciale […]
Bovenaan de kleine piste zit ik in de sneeuw. Niet op een berg, maar in een slurfvormig gebouw. Onder mij skiklasjes, obstakels die het parkoers bemoeilijken. Vooral kinderen: ze glijden over het witte poeder alsof het niets is. Zelf vind ik het vooral hoog. En steil. Hoe moet dit ook alweer?
Ik gesp mijn speciale schoenen vast in het snowboard. Met veel moeite lukt het me om te gaan staan. Ik haal adem. M’n board, haaks op de piste, schuift een beetje naar beneden. Help. Mooie aanleiding om nog even achterover te vallen. Eerst nadenken over de techniek. Snowboarden. Hoe gaat dat?
Opnieuw ga ik staan. Dit keer laat ik de neus van m’n snowboard langzaam naar beneden zakken. Ik probeer een bocht te maken, maar het bovenste stukje van de kleine piste is steil. Zodra ik snelheid maak, wordt het toch wel griezelig. Vanuit een lichte vorm van paniek leun ik naar achteren. Stoppen! Maar het gaat juist harder. Ik maak een gekke bocht en val voorover.
Ik lig op m’n buik, m’n snowboard achter me. Na enige bezinning maak ik een halve draai. De sneeuw schuift mijn broek in, maar recht lig ik mooi wel. Een klein meisje met een wollen muts op haar hoofd en schattige miniski’s onder haar kindervoetjes roetsjt voorbij.
Ik volg in haar spoor. Dat gaat heel even goed, tot ik bijna mijn balans verlies; ineens bedenk ik dat ik op mijn rechterbeen moet steunen. Zo hoort dat. Nu klopt het gevoel. Ik sta rechtop, gewicht licht naar voren, de helling af. Ik hoef mijn schouders maar te draaien en ik stuur. De sneeuw en mijn lichaam, ze worden één. Ik maak slalommetjes. Ik haal het meisje in. Wat een sport!
Euforisch kom ik tot stilstand aan het einde van de piste. Ik kijk terug: toch mooi honderd meter afgelegd, als het geen honderdvijftig is. Ik gesp mijn board los en ga met de lopende band opnieuw naar boven. Eenmaal aangekomen leg ik het snowboard in de sneeuw en laat ik me op m’n achterste vallen. Ik kijk om me heen en denk bij mezelf: jeetje, dat bovenste stuk van de kleine piste is best steil. Hoe moet dat ook alweer, snowboarden?