Emotionele rollercoaster

Ik heb van videogames mijn werk gemaakt, ik vind het de boeiendste industrie ter wereld. Ik ben me er heel bewust van dat ik hart heb voor deze zaak, maar toch schrok ik afgelopen dinsdag even van de emoties die de wereld achter de ‘computerspelletjes’ bij me losmaken.

Als je nu pas inschakelt op Controllerboy: ik ben in Los Angeles, Californië om verslag te doen van de E3, de Electronic Entertainment Expo. Dit is de grootste videogamebeurs ter wereld, waar alle spelfabrikanten hun aanbod voor dit najaar en begin 2004 voor het eerst aan de wereld tonen. Ik richt me met name op Nintendo, omdat ik a) verliefd ben op Nintendo en b) voor N Gamer en GameQuest stukjes moet schrijven over de beeldspellen die hier te zien zijn.

Dinsdagochtend was ik al vroeg in Hollywood, om te wachten op Nintendo’s persconferentie. Ik wist dat het geen reeële verwachting was, maar toch hoopte ik op een compleet nieuw hi-profile game van Shigeru Miyamoto, de gamegoeroe bij Nintendo’s interne ontwikkelstudio’s. Als een jochie van acht op sinterklaasavond, zat ik te wachten.

Natuurlijk had Miyamoto geen nieuwe supergame bij zich. Natuurlijk liet men alleen de spellen zien die de afgelopen weken al waren aangekondigd, naast wat ‘connectivity’-experimenten: spellen die je met z’n vieren kunt spelen, door Game Boy’s op je GameCube-spelcomputer aan te sluiten. Leuk, maar niet iets om een nat onderbroekje van te krijgen.

Ik voelde me gewoon klote door dat kut-Nintendo! Terwijl Nintendo’s aanbod helemaal niet slecht is dit jaar: er zijn meer dan genoeg goede spellen, die allemaal een acht of hoger zullen scoren in de media: ‘Mario Kart: Double Dash’, ‘F-Zero GX’, ‘1080 Avalanche’ en nog veel meer. Er zijn alleen geen uitschieters zoals vorig jaar ‘Super Mario Sunshine’, ‘Metroid Prime’ en ‘The Legend of Zelda’. Maar dinsdagochtend voelde ik me echt belazerd door ‘mijn bedrijf’. Ik wilde mijn totaal nieuwe Miyamoto-game van Zelda-kaliber. Ik kon wel janken.

’s Middags was ik bij de lachwekkend slechte persconferentie van Nokia’s N-Gage. Ingestudeerde gesprekjes, woordvoerders die geen flauw idee hebben waar ze over praten, Doom-bedenker John Romero die zijn lovende woorden overduidelijk zelf niet gelooft, filmpjes die niet starten, een ‘killer-app’-aankondiging zonder spelbeelden. (“Dit is ons eerste eigen superspel. We laten alleen het spel niet zien.”) Het ergste: in het verhaal waren keurig stiltes ingelast voor applaus en gelach van het publiek. Het was muisstil in de zaal.

Ik dacht bij mezelf: lieve hemel, wat een amateuristische kutindustrie is dit, als dit nog kan. Mamma, ik wil naar huis, dacht ik.

’s Avonds was het feestje van Nintendo. In een hoek vormde zich een ‘Dutch Couch’, met jongens van Power Unlimited, GameQuest en Gammo. Ik hoorde helemaal bij de groep. Iemand aaide mij over mijn bolletje. Alle negativiteit vormde zich ineens om tot positiviteit. Ik dacht: hoe amateuristischer deze industrie, hoe meer kansen er zijn voor iemand die het wel goed aanpakt. Ik dacht: misschien moet ik wel spellen gaan maken. Ik dacht nog veel meer dingen en alle ideeën waren ineens haalbaar. Ik at een taartje.

Welhaast in extase bracht de taxi mij naar mijn hotel. Ik dacht: wat heb ik het hier goed.