Ongenuanceerde kutrecensie

Ik ben het niet eens met de recensie van Christie Hofmeester in het U-Blad, oftewel het Utrechts Universiteitsblad. Ze geeft mijn boek ‘Toiletten’ één van vijf sterren en schrijft het volgende. “Niels ’t Hooft is een 23-jarige jongeman die houdt van computergames en daar gezellig over kan kouten in de media en op zijn goed […]

Ik ben het niet eens met de recensie van Christie Hofmeester in het U-Blad, oftewel het Utrechts Universiteitsblad. Ze geeft mijn boek ‘Toiletten’ één van vijf sterren en schrijft het volgende.

“Niels ’t Hooft is een 23-jarige jongeman die houdt van computergames en daar gezellig over kan kouten in de media en op zijn goed onderhouden weblog. Leuk voor hem, maar wat doet deze informatie in vredesnaam zo prominent op de achterflap van zijn debuutroman ‘Toiletten’? “Toiletten is niet zomaar een wc-boek, het is een góed wc-boek. Althans, het is een literaire roman en ik heb er flink mijn best op gedaan”, schrijft ’t Hooft op zijn weblog. Tja, wat valt er nog te zeggen als iemand z’n eigen boek al een wc-boek noemt? Van alles! ‘Toiletten’ ontbeert een fatsoenlijke plot-, karakter- of spanningsopbouw, de stijl is pover (althans: voor een literaire roman) en het verhaal is even dun als … (hier je eigen interactieve wc-woordgrap invoegen)… Duur wc-papier dus!”

Toegegeven, een stukje van 130 woorden biedt weinig ruimte om in detail te treden over wat je zo slecht vindt. Maar waarom besteed je dan zoveel ruimte aan de achterkant? (Waar, in antwoord op de retorische vraag, wél alle ruimte is om iets te vertellen over mijn achtergrond.) En waarom dicht je de boel dan af met flauwe opmerkingen over het wc-boek-concept?

Christie, een gokje: jij hebt een beperkt verwachtingspatroon van wat een boek zou moeten zijn en je bent niet bereid om verder te kijken dan je neus lang is. Jij hebt niet begrepen wat ik voor boek heb geschreven. Natuurlijk hoef je mijn aanpak niet leuk te vinden. Maar schrí­jf dan ook dat je het niet leuk vindt en onderbouw dit, in plaats van onwaarheden te spouwen over plot, personages, spanning en stijl.

Ik weet heel goed dat ik geen diepgaand epos van vijfhonderd bladzijdes heb geschreven. En ik weet ook dat niet iedereen zit te wachten op Toiletten, 84 bladzijdes, felroze kaft, onorthodoxe structuur, minimalistische opzet. Wat ik wel weet is dat mijn boek het verdient om beoordeeld te worden op wat het í­s, en dus niet op wat een recensent vindt dat het zou moeten zijn.