Over Kolokostan

Gisteren werd in het Letterkundig Museum te Den Haag de expositie ‘Hollandse Nieuwe: veertien schrijvers van nu’ op feestelijke wijze geopend. Ik was er bij en las het onderstaande verhaaltje voor omdat ik één van die veertien schrijvers ben. De expositie is trouwens tot en met 19 maart 2006 te bezichtigen. * “Alles draait vandaag […]

Gisteren werd in het Letterkundig Museum te Den Haag de expositie ‘Hollandse Nieuwe: veertien schrijvers van nu’ op feestelijke wijze geopend. Ik was er bij en las het onderstaande verhaaltje voor omdat ik één van die veertien schrijvers ben. De expositie is trouwens tot en met 19 maart 2006 te bezichtigen.

*

“Alles draait vandaag en de komende maanden op de expositie over schrijvers van nu. De vraag is natuurlijk: wat is een schrijver van nu? Ik kan alleen voor mezelf spreken en zeggen: een schrijver van nu is vooral een schrijver op zoek.

Na twee boeken die zich in feite vanzelf lieten schrijven is de toekomstige derde het grote vraagteken. Waar moet het over gaan? Wat wordt het voor boek? Die vragen gaan uiteindelijk over mezelf. Waarover wil ik schrijven? Watvoor soort schrijver ben ik?

Mijn twee boeken gaan over heel normale dingen. Zaken als verliefd zijn en volwassen worden. Mijn hoofdrolspelers zijn in zichzelf gekeerd. Kunnen ze kiezen tussen naar buiten treden of verdwijnen in een of andere waanzinnige fantasiewereld, dan gaan ze altijd voor het laatste.

Ik vind het de laatste tijd sterk de vraag of ik niet méér bezig moet zijn met wat het betekent om in deze tijd te leven. Wat er allemaal gebeurt in de wereld en zo. Moet ik niet iets schrijven dat mensen aan het denken zet, over… dingen? Of moet ik hetzelfde blijven doen en hopen dat de wereld verandert en mijn boeken relevanter worden?

Om duidelijk te maken hoe ik steeds dichter bij het antwoord kom, wil ik je vertellen over Kolokostan, een landje in zuid oost Azië. Na de Duitse versie van mijn debuut Toiletten was dit het eerste land dat zich aandiende voor een vertaling, bij wege van de Kolokostaanse staatsuitgeverij.

Direct na de uitgave was het raak. Mijn boek kreeg de officiële goedkeuring van de regering, werd bejubeld in de nationale krant en groeide uit tot een ware hit. Tot nu toe werden er tienduizend exemplaren verkocht, een ongelooflijk aantal voor het betrekkelijk kleine Kolokostan, waar analfabetisme eerder regel dan uitzondering is.

Je mag eigenlijk van geluk spreken dat ik hier nu ben. Het had weinig gescheeld of ik had in een videoboodschap gezegd: Tommy Wieringa is misschien in China, Niels ’t Hooft zit in Kolokostan. Deze week vindt in de hoofdstad, Koloko-stad, namelijk een literair festival plaats. Ik zou worden overgevlogen en ter plekke gekroond worden tot schrijfheld van het Kolokostaanse vaderland.

Aldaar was de bedoeling dat ik zou aankondigen al mijn literaire ambities opzij te zetten en te gaan schrijven aan Toiletten 2, het langverwachte vervolg. Net als in Duitsland had men in Kolokostan geen interesse in mijn tweede boek, Sneeuwdorp. Maar voor een nieuw wc-boek stond een voorschot met een groot aantal nullen klaar.

Helaas ontdekte ik al snel dat veel nullen weinig zeggen in de munteenheid van zuidoost-Aziatische landjes. Bovendien kwam mij ter ore dat de Kolokostanen een nogal smerig volkje zijn. Niet voor niets is Toiletten er zo’n groot succes. In Kolokostan is de heersende overtuiging dat de stoelgang het hoogste goed is. Het darmkanaal is de nationale trots. Kolokostanen wassen hun handen niet. Ze vinden hygiëne iets voor kapitalisten.

Ondanks dat mijn boek bedoeld is om op de wc te lezen, is dit een levensvisie die ik beslist niet kan onderstrepen. Ik heb mijn trip naar Koloko-stad dan ook geannuleerd en besloten toch maar naar Den Haag te komen.

Ik moet zeggen dat dit me een warm gevoel geeft in mijn buik. Ik heb een duidelijke stelling. Ik ben geëngageerd. Mensen horen hun handen te wassen. Kolokostanen zijn vies. Zo denk ik erover.

Het is me daarmee gelukt iets te zeggen over de toestand in de wereld. En dat zónder mijn oorsprong te verloochenen. Want je begrijpt dat die oneindige fantasiewereld nimmer uit het zicht is verdwenen.”