Prikdames

Ik noem mezelf Controllerboy, maar ik ben nooit een kloeke bikkel geweest. Toen ik op de middelbare school zat, was ik vaak overdreven moe, achteraf omdat school niks voor mij was. Maar omdat ik dat destijds niet inzag of durfde uit te spreken, leek het alsof de vermoeidheid zomaar was ontstaan. Op een keer moest […]

Ik noem mezelf Controllerboy, maar ik ben nooit een kloeke bikkel geweest. Toen ik op de middelbare school zat, was ik vaak overdreven moe, achteraf omdat school niks voor mij was. Maar omdat ik dat destijds niet inzag of durfde uit te spreken, leek het alsof de vermoeidheid zomaar was ontstaan.

Op een keer moest daarom mijn bloed worden onderzocht. Ik ging met mijn moeder naar het artsenlab, een vriendelijke dame zette een lange naald in mijn elleboog. Drie buisjes zogen zich vol. Mijn hoofd werd licht.

We liepen terug door de wachtkamer. Ik werd een beetje duizelig. “Ik word duizelig”, zei ik. “Nou, stel je niet aan”, zei m’n moeder. Ze ontgrendelde de deuren van de auto, we stapten in. Ze startte de auto en draaide achteruit van het parkeerterreintje af, de kronkelweg langs de singel op. Ik voelde het overal. “Niet zo hard draaien met de auto”, zei ik. Het licht werd steeds witter. Mijn moeder lachte, het geluid klonk steeds doffer. Ik begon te zweten.

“Niet lachen”, zei ik nog. Ik draaide het raampje open, deed mijn autogordel los en kotste naar buiten. Mijn moeder giechelde. Ik haalde diep adem en kwam langzaam tot rust.

*

Annemieke gaat volgende maand naar Honduras om haar afstudeeronderzoek te doen. In januari zoek ik haar op, omdat de eenzaamheid anders onverdraaglijk wordt en omdat ik wel eens wat van de wereld wil zien.

Dit is niet niks. Want als je een wereldkaart maakt van landen waar je veilig heen kunt zonder inentingen, zie je vooral zee, en Honduras is één van de vele enge landen die niet op de kaart staan. Ik stel me voor dat ik als ik uit het vliegtuig stap, de hondsdolle poedels, fascistische malariamuggen en hun 24-uurs dengue-neefjes zich vol enthousiasme op mij zullen storten. Piraí±a’s hebben ze vast ook, daar.

Het wordt geen pretje, maar ik heb het er voor over.

*

Vanochtend was het zo ver: samen naar de GG & GD voor wat vaccinaties. Ik vertelde de opnieuw vriendelijke, maar dit keer wat zakelijke prikdame over het bloedonderzoek en mijn reactie daarop. “Maar het is heel anders als er iets in gaat dan als het eruit wordt gezogen, toch?”, zei ik hoopvol.

Annemieke hield mijn handje vast. De inenting in mijn linkerschouder verliep prima, ik merkte ‘m haast niet op. “Dat viel mee”, zei ik.

Dan de inenting in mijn rechterschouder. Ik voelde de naald tussen m’n spieren doorwurmen en ik voelde hoe de vloeistof mijn lichaam binnendrong; als een wolkje koffiemelk mengde het zich met de donkere vloeistof in mijn aders.

“Het bloed trekt weg uit mijn gezicht”, zei ik tegen de mevrouw. “Ga maar even liggen en trek je benen op”, zei ze, vriendelijk en zakelijk. Ik voelde me het tegenovergestelde van Controllerboy terwijl ze me gerust probeerde te stellen: “Heel veel mensen hebben hier last van.”

Zodra ik me iets beter voelde ben ik naar de wachtkamer geschuifeld waar ik voorzichtig van bekertjes water heb genipt om af en toe op te staan en naar het toilet te lopen.

Meer dan een bakje yoghurt met druiven kwam er niet uit.