’s Ochtends slaap ik soms

Als ik mijn moeder mag geloven, heb ik het er altijd al moeilijk mee gehad: ’s ochtends opstaan en ’s avonds gaan slapen. Voor veel mensen is het een tweede natuur, maar ik vind het niet eenvoudig. Vroeger had ik er amper last van, het strenge schoolregime hield me in toom. Als de les begon om tien over acht, moest je gewoon op school zijn. Desnoods hengelden mijn ouders me uit mijn nest.

Toen ik een jaar of 16 was, begon ik te experimenteren. Midden in de nacht sloop ik naar beneden om te computeren. Maakte ik iets moois en spannends, dan stopte ik niet tot het af was. Tot de vogeltjes gingen fluiten. Tot het buiten licht werd. Heerlijk was dat, om in de stilte van de nacht te werken, zonder stomme verplichtingen waarvoor je smoesjes moest bedenken om er onderuit te komen. De uitleg waarom ik niet naar school was geweest, maar ‘na school’ wel naar het huiswerkklasje, kwam later wel een keer.

Ik werd me ook bewust van de negatieve kant van mijn eigenschap. Het was niet normaal om zo te leven. Niet normaal was stom!

Toen ik in een vakantie een keer niet mee ging naar Frankrijk werd ik soms pas wakker na winkelsluitingstijd. Dat betekende droog brood eten! Iedere dag ging ik later slapen en iedere dag stond ik later op. Het voelde alsof mijn dagen graag 26 of 27 uur wilden duren in plaats van de beschikbare 24. Eenmaal rond, na steeds later slapen weer een keer netjes wakker om acht uur ’s ochtends, probeerde ik het tijdstip vast te pinnen. Een halve week later ging het mis en sliep ik in één keiharde mokerslag weer tot half één ’s middags.

De dingen die ik maakte voelden zo goed dat ze mijn dagen bleven rekken, maar het idee dat ik nooit een ritme zou kunnen houden beklemde me. Hoe moest dat dan in de grotemensenwereld?

Nu ben ik 23 en is het bijna zes uur. Het wordt alweer licht buiten. De vogeltjes zijn begonnen met fluiten. At long last ben ik verder aan het werken aan mijn tweede roman, ‘Sneeuwdorp’. Uit tijdgebrek was ik daarmee vlak voor de E3-videogamevakbeurs gestopt en de afgelopen weken heb ik het steeds vooruitgeschoven. Ik ben begonnen rond middernacht en hoofdstuk acht is nu zo goed als af. Maar ik heb ook flinke stukken op papier voor hoofdstuk tien en ik zie eindelijk voor me hoe ik het moeilijke zevende hoofdstuk ga afmaken.

Ritme houden gaat me nog steeds niet altijd even gemakkelijk af, maar er is een verschil: ik ken mezelf beter en ik ben niet meer bang voor bepaalde eigenschappen van mezelf. Ik heb vanmiddag pas om half drie een afspraak. Stelt iemand voor om me ’s ochtends te ontmoeten, dan probeer ik diegene zo vriendelijk mogelijk uit te lachen. ’s Ochtends afspreken, dat is niets voor mij. Het zit gewoon niet in me, zeg ik dan. ’s Ochtends slaap ik soms.