Toiletnieuws, deel elf

Je hóeft ze niet te lezen, mijn felroze-debuut-updates, maar het mág natuurlijk wel! Te laat voor wie had willen luisteren, maar toch: vanmiddag las ik tussen twaalf en drie voor uit eigen werk in café ’t Blaauwhooft in Amsterdam. Ik had de aandacht van het publiek, wist woordstruikelen tot een minimum te beperken en verkeerde […]

Je hóeft ze niet te lezen, mijn felroze-debuut-updates, maar het mág natuurlijk wel!

  1. Te laat voor wie had willen luisteren, maar toch: vanmiddag las ik tussen twaalf en drie voor uit eigen werk in café ’t Blaauwhooft in Amsterdam. Ik had de aandacht van het publiek, wist woordstruikelen tot een minimum te beperken en verkeerde in goed gezelschap, waaronder zelfs een pop-van-poëzie-band (zang: Jasper Henderson van uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, die me eerder op het Crossing Border Festival zó spectaculair aankondigde dat ik op slag van alle zenuwen verlost was). Oftewel: een plezierige middag.
  2. Mijn felroze debuutroman werd gerecenseerd door Paul Gellings in de ‘Zwolsche Courant’ van donderdag 11 december 2003. Het stukje is in mijn bezit dankzij Querido’s knipseldienst en kent de titel ‘Toiletten centraal in jongensachtig drama’. De recensie begint meteen interessant, met een uiteenzetting over een groep Franse schrijvers die zich in de jaren tachtig hebben gericht op “de terugkeer naar het verhaal”. ‘Toiletten’ doet de recensent sterk denken aan deze stroming, al gaat hij er geheel terecht vanuit dat ik er nooit iets van gelezen heb. Ik beschouw dit als een huiswerkopdracht. Het schoolse karakter van de bespreking continueert: ik ben een “schrijver in wording” en mijn verhaal “blijft steken in jongensachtigheid”. Toch is de toon van het stukje uiteindelijk positief. Het ontbreekt me niet aan talent en ik kan een verhaal vertellen, zo lees ik. Goed nieuws!
  3. Tenslotte, ook via de knipseldienst: een recensie van Karel Osstyn uit ‘De Standaard’ van 18 december 2003. “Het is de beurt aan de Nintendo-generatie om af te rekenen met het sprookje van de romantische liefde,” zo begint hij. Wat volgt is een rake typering van mijn boekje een een conclusie met een klein kritisch nootje: “Verrassend is dat ’t Hoofts verteller van de ervaring wijzer wordt, jammer is dat het meisje nagenoeg geen eigen stem heeft in het verhaal.”