Tokio
Ik zag laatst ‘Lost in Translation’ en vond het een mooie film. Ik zei tegen mezelf: “Ik heb in tijden niet zo genoten.” Dit kwam deels door de perfecte chemie tussen Bill Murray en Scarlett Johansson, in de rollen van gearriveerde acteur en beeldschone jongedame die elkaar ontmoeten in Tokio. “Bill Murray in de rol […]
Ik zag laatst ‘Lost in Translation’ en vond het een mooie film. Ik zei tegen mezelf: “Ik heb in tijden niet zo genoten.” Dit kwam deels door de perfecte chemie tussen Bill Murray en Scarlett Johansson, in de rollen van gearriveerde acteur en beeldschone jongedame die elkaar ontmoeten in Tokio. “Bill Murray in de rol van zijn leven”, schreef iemand, geheel terecht.
Ik dacht: “Dit is het type verhaal dat ik wil vertellen.” Wat mensen kunnen doen in situaties en omgevingen, en hoe daar niets mis mee is, omdat we ondanks alles gemaakt zijn van vlees en bloed. Ik word altijd een beetje melancholisch van zulke verhalen, en dat is goed, want mijn melancholie zit dichtbij euforie.
Maar Tokio was doorslaggevend voor mijn filmbeleving. Ik zat in de bioscoop met het idee: “Ik ben daar geweest en dit beeld klopt.” De rustige drukte, het idee dat je alleen bent tussen al die Japanners.
Eind 2000 was ik met Jurjen Tiersma in Tokio voor de Space World-expositie, een consumentenbeursje van Nintendo. Een dag voor de opening was er een persconferentie waar de GameCube en de Game Boy Advance voor het eerst aan de wereld werden getoond.
Overdag was het heet en vochtig. ’s Nachts probeerde ik te slapen, wat zo slecht lukte dat ik door het grootste deel van de expo heensliep. Als ik honger kreeg maakte het niet uit hoe laat het was, want honderd meter van het hotel zat een supermarktje dat altijd open was. Ik kocht er sushisnacks en krappe sokken.
Een paar keer gingen we de stad in, naar het park bij het keizerlijk paleis waar enorme krekels kettingzaaggeluiden maakten; naar een tempel; naar een uitgaansdistrict waar ik ‘Samba de Amigo’ speelde, een muziekspel met maraca’s. Het applaus van een paar Japanse meisjes was het enige contact dat ik gedurende mijn reis had met de plaatselijke bevolking.
Uiteindelijk kwamen we terecht in een café voor buitenlanders. Er stond een Australische meid achter de bar. We betaalden meer dan een tientje per biru en er hing dezelfde sfeer als in de bar van het hotel uit Lost in Translation.