Vage gelijkenissen

Als mensen vragen “Hoe bevalt het samenwonen?”, dan antwoord ik dat er in theorie niet veel veranderd is, want voorheen zagen we elkaar ook al vaak, maar dat het in de praktijk toch anders is. Vroeger maakten we tijd voor elkaar. Als we elkaar zagen, richtten we onze aandacht volledig op de ander. Dat is […]

Als mensen vragen “Hoe bevalt het samenwonen?”, dan antwoord ik dat er in theorie niet veel veranderd is, want voorheen zagen we elkaar ook al vaak, maar dat het in de praktijk toch anders is.

Vroeger maakten we tijd voor elkaar. Als we elkaar zagen, richtten we onze aandacht volledig op de ander. Dat is nu anders, omdat het samenzijn normaal is. Dat klinkt misschien als een klaagzang, maar zo is het niet bedoeld. Het is prettig om altijd samen te zijn en dat dit gemiddeld minder intens is vind ik eigenlijk prima. Ik word oud, ik zeg het je.

*

Gisteren bezocht ik met twee ex-buurmeisjes een literaire avond waaraan Martijn Knol en Herman Brusselmans deelnamen. Ik zag een gespiegelde parallel. Of althans iets met vage gelijkenissen.

Ik heb anderhalf jaar aan de Oudegracht gewoond. Dat was tof, want ik had ruimte, uitzicht en een centrale ligging. Maar schuin tegenover mijn deur was de deur van Willemijn en in al die tijd kwam ik twee dingen over haar te weten: dat ze een meisje was en dat ze een scriptie moest schrijven. Noem het een gebrek aan innerlijke noodzaak, maar wij communiceerden niet zoveel.

Gisteravond werd er thee gedronken, naar schrijvers geluisterd en gekletst. Niet opvallend veel, maar meer dan in die anderhalf jaar, toen we toch al in hetzelfde huis woonden.