Zonder de Xbox One was de gamewereld beter af geweest
Recensie van Microsofts derde spelcomputer
Dit artikel stond op 8 september in NRC Handelsblad en nrc.next, en op NRC Q. Download de NRC-PDF.
De controller van de Xbox One. Die voelt wél goed. Met preciezere analoge joysticks, trillende triggers en net iets lekkerder klikkende knoppen. Hij is 65 gram zwaarder dan de controller van de concurrent, Sony’s PlayStation 4; kwestie van smaak wat je prettiger in de hand vindt liggen.
Los van de besturingseenheid is het moeilijk voor te stellen dat je smaak uitgaat naar de Xbox. Beide spelcomputers werden eind vorig jaar in delen van de westerse wereld tegelijk uitgebracht. Op de PlayStation 4 spelen we ook in Nederland al negen maanden, maar Microsoft bracht de Xbox One hier waarschijnlijk om logistieke redenen nog niet uit.
Nu hij er eindelijk is, rijst vooral de vraag of dit nu is waar we zo lang op hebben gewacht. Het contrast met Sony’s machine is groot: een met zorg ontworpen, elegant apparaat tegenover een lomp bakbeest dat doet denken aan een oude videorecorder, goedkoop plastic incluis. In volume is de Xbox One maar liefst 1,7 keer zo groot, en dan heeft hij ook nog een forse externe adapter, waar die bij de PlayStation 4 is ingebouwd. Zie dat maar eens in je tv-meubel te krijgen.
Het verschil is des te opmerkelijker omdat de interne componenten vrijwel identiek zijn. Beide apparaten hebben AMD-processoren die elkaar in rekenkracht weinig ontlopen; de PlayStation 4 lijkt zelfs wat sneller. Hoe kunnen de beste hardware engineers van twee zo grote bedrijven tot zo’n verschillend kwaliteitsniveau komen?
De systeemsoftware is al niet veel beter. Deze gebruikt dezelfde tegels als Windows 8, maar door het gebrek aan een touchscreen voelt alles rigide en ondoorzichtig aan. De software – inclusief apps en mediamogelijkheden – is al flink geüpdatet sinds vorig jaar, maar er is nog een lange weg te gaan.
Eén uniek verkooppunt is dat je televisie kunt kijken via de Xbox One; je sluit dan simpelweg de tv-ontvanger aan op de Xbox. Maar veel voordeel heeft dit nog niet. Je kunt sneller tussen games en tv schakelen, of het tv-beeld in een zijbalk plaatsen. Maar daarvoor moet wel altijd de Xbox aanstaan als je tv wilt kijken; immers zet je niet steeds de stekker om. Tijdens mijn tests viel ook nog regelmatig het beeld weg, schijnbaar omdat de – nota bene speciaal ontworpen en meegeleverde – HDMI-kabel losjes in de spelcomputer zat.
Na tegenvallende verkoopresultaten elders wordt de Xbox One niet meer verplicht met de Kinect-camera geleverd, waardoor het instappakket nu honderd euro minder kost (400 euro). En eerlijk gezegd: de belofte is mooi, maar je mist er weinig aan.
Kinect bestaat uit twee onderdelen, waarvan de dieptecamera de belangrijkste is. Deze registreert je bewegingen en gebruikt deze op het scherm. Het apparaat was al beschikbaar voor de vorige Xbox, en is verbeterd voor de One. Toch blijft de techniek onbetrouwbaar. Zo zou je menu’s met handbewegingen moeten kunnen navigeren, maar bij mijn tests werkte dit amper. Ik viel al snel terug op die geweldige controller, die wél altijd werkte.
Hetzelfde geldt voor het tweede onderdeel van Kinect, een gevoelige stereomicrofoon die het mogelijk maakt om de Xbox One te bedienen met stemcommando’s. Ook dit hapert te vaak om het stelselmatig te kunnen gebruiken. Daar komt bij dat er – ondanks het uitstel – geen Nederlandse stemcommando’s zijn, en de taalinstellingen een lachtertje zijn. Zet je de console op Engels, dan moet je in de Xbox Store in ponden betalen…
Eigenlijk is er maar één reden om een Xbox One te kopen, namelijk dat Microsoft zorgt dat sommige games er exclusief, of eerder, op uitkomen. Dit is meteen ook de ellende. Het betekent dat je zowel een PlayStation 4 als Xbox One moet hebben om alle goede consolegames van deze generatie te kunnen beleven. Zonder de Xbox One was de gamewereld echt beter af geweest.